LTA Antistollingszorg
Menu

Hoog complexe antistolling

Hoog complexe antistolling

  • Duur en indicatie alle combinatie-behandelingen VKA/DOAC met TAR of duale TAR-therapie of triple therapie.
  • Initiële antistolling bij longembolie.
  • Antistolling bij hartkunstkleppen.
  • Trombo-embolische gebeurtenis of recidief onder adequate antitrombotische medicatie (bijvoorbeeld herseninfarct of recidief VTE).
  • Herstart DOAC/VKA of TAR na majeure bloeding.
  • Elke noodzaak antistolling in de zwangerschap en/of kraambed.
  • Duur van antistolling rondom (electieve) ablatie en/of cardioversie bij atriumfibrilleren.
  • VTE op ongebruikelijke locaties (buiten long of been).
  • Antistolling tijdens chemo- of immunotherapie.

Toelichting hoog complexe antistolling

Patiënten in de kolom ‘hoog-complexe antistolling’ vallen primair onder de verantwoordelijkheid van de internist-vasculaire geneeskunde, internist-hematoloog, longarts, neuroloog, cardioloog, vaatchirurg, of een combinatie van deze specialismen. Dit betekent dat voorschrijven van medicatie en regiehouden over de antitrombotische medicatie bij hen thuishoort, tenzij nadrukkelijk overgedragen aan de huisarts met duidelijke instructies, als de huisarts zich hiertoe bekwaam en bereid voelt. Dit laatste scenario zal vooral optreden bij patiënten die al langere tijd relatief stabiel zijn en voor het onderliggend medisch probleem geen controles meer nodig hebben in de tweede lijn. Hierbij kan als voorbeeld gedacht worden aan stabiele antistolling na een hartkunstklep of chronische antistolling na een VTE op ongebruikelijke locatie (denk bijvoorbeeld aan een sinus trombose). De huisarts is niet verplicht deze antistollingszorg op zich te nemen, maar kan eventueel in overleg met de medisch specialist deze zorg overnemen. Het is belangrijk dat men zich realiseert dat patiënten zich nooit statisch in een kolom bevinden; ze kunnen lange tijd laag-complex zijn, waarna ze ‘plotseling’ hoogcomplex worden, en omgekeerd. Dit vraagt om constante alertheid van alle partijen om te zorgen dat de patiënt zich in het juiste echelon bevindt.

Altijd moet duidelijk zijn wie de behandelaar is in de antitrombotische behandeling. De duidelijkheid over regievoering kan worden bewerkstelligd door een tijdige uitwisseling van informatie (brieven, inclusief het actuele medicatieoverzicht en (herhaal)receptuur en wie voor dit laatste verantwoordelijk is ) tussen de betrokkenen (huisarts, verpleegkundig specialist, praktijkverpleegkundige, specialist ouderengeneeskunde, mondzorgverlener, apotheker, trombosearts, medisch specialist). De belangrijkste taak van de behandelaar is het borgen dat de follow-up afspraken, zoals beschreven in de tabel omtrent follow-up (DOAC of VKA), worden uitgevoerd, én aanspreekpunt zijn voor vragen. In de praktijk zal dit voor de meeste patiënten tenminste een jaarlijkse controle betekenen, tenzij de nierfunctie terugloopt. Deze controles kunnen, als deze plaatsvinden in de eerste lijn, goed ingebed worden in ketenzorgafspraken rondom cardiovasculair risicomanagement.

Federatie Medisch Specialisten